In het stukje over gastschilders in het atelier van Rembrandt (De Volkskrant 26 mei 2000) wordt Ernst van de Wetering aangehaald met de volgende vaststelling:
“Rembrandt was rechtshandig dus moest zijn ezel zó in het licht staan dat de schaduw van zijn hand op het doek hem bij het schilderen niet stoorde.”
Die opmerking heb ik al vaker uit de mond van deze Rembrandtkenner opgetekend gezien en hij verbaast me enigszins omdat de praktijk van het schilderen daar helemaal niet zo’n probleem van maakt.
Als linkshandige geboren in een tijd dat deze als “kwalijk” geachte afwijking er op de lagere school nog met een liniaal werd uitgeslagen, werk ik nu al zo’n 25 jaar als rechtshandig schilder. Ik werk in een zeer realistische (dus vergelijkbare) trant en altijd “naar het leven”, zoals dat zo mooi in de 17e eeuw werd omschreven. In mijn stillevens, die dus ook echt voor mijn neus staan, komt het licht dan eens van links en dan weer van rechts, maar gek genoeg vaker van rechts. Hiervan zou ik dus volgens Van de Wetering flink last moeten hebben. Dat is geenszins het geval. En al helemaal niet als het licht (zoals bij Rembrandt, die de onderste luiken van zijn raam gesloten hield) van hoger komt. Een enigszins nadelig effect treedt hooguit op naarmate de schilder zich beduidend verder van het raam bevindt. Maar dan wordt het allemaal wat minder omdat de lichtintensiteit op het onderwerp en op het paneel minder is.
Rembrandt schilderde realistisch en aanvankelijk vrij precies. Dat doe ik ook en dat gaat het beste zittend. Al snel ging hij echter over op een meer pasteuze techniek. Dit laatste houdt in dat je veel meer gaat staan omdat je vaker van een grotere afstand moet waarnemen wat je gedaan hebt en om te zien wat het effect op die afstand is. Rembrandt maande zijn klanten zelfs met een smoes (“de kwalijke reuk van de verf”) tot afstand om ze het beeld als reëel te laten ervaren en niet als klodders verf. In ieder geval zorgt deze meer dynamische manier van werken ervoor dat je als schilder al helemaal geen last meer hebt van schaduwwerking op het werk. Dit alles nog afgezien van het feit dat je op het palet de kleuren mengt en daarop valt goed licht.
Maar hoe rechts was Rembrandt? Op het geschilderde zelfportret uit 1660 houdt hij palet en penselen in de linkerhand vast en de schildersstok rechts. Dit tafereel is vanzelfsprekend een spiegelbeeld dus houdt hij palet en penselen in werkelijkheid rechts vast. Om te schilderen moet hij dus een penseel uit de bos in de rechterhand halen, waarbij de schilderstok eventueel naar de linker verhuist om op het doek te steunen. Met de linkerhand doopt hij dan de penseel in de verf op het palet in zijn rechterhand om te schilderen. Hetzelfde geldt voor het enige andere geschilderde zelfportret met palet uit 1662, waarop hij én penselen, én palet, én schilderstok in de rechterhand vasthoudt. De linkerhand waarmee geschilderd wordt en welke dus voortdurend in beweging is, ziet er wat weggemoffeld en slordig uit.
In de geëtste zelfportretten zien we de kunstenaar ongespiegeld. Het spiegelbeeld wordt immers “ontspiegeld” doordat de afdruk in spiegelbeeld is. De doorwerkte ets uit 1648 toont ons opeens een rechtshandige Rembrandt, maar in een veel sneller en intiemer etsje uit 1636, waarop hij samen met zijn vrouw Saskia te zien is, houdt hij de etsnaald weer links vast.
In een klein getekend zelfportretje, gemaakt rond diezelfde tijd zien we Rembrandt zichzelf tekenen, d.w.z. zijn gespiegelde rechterhand lijkt de knop van de armleuning te omklemmen (en is in ieder geval niet aan het tekenen), terwijl de linkerhand, nauwelijks onderscheidbaar en in wazige beweging, over het papier lijkt bewegen.
De verklaring dat Rembrandt rechtshandig was lijkt me dus wat stellig. Maar wat hij ook was: gezien de lichtinval die vaak van links, maar ook van rechts zijn onderwerpen beroert, plus mijn praktijkervaringen op dit gebied, zou ik Ernst van de Wetering aanraden om Rembrandts ezel gewoon maar ergens in het atelier neer te zetten, want een beetje schilder kan daar op alle manieren goed mee uit de handen.
Rob Møhlmann
Venhuizen, 26 mei 2000
Bovenstaand stuk (een reactie op een opmerking van Rembrandt-kenner Ernst van de Wetering) werd de Volkskrant op 26 mei 2000 ter publicatie aangeboden, maar het werd niet gepubliceerd.