De kunstenaar van vandaag dient vooruit te kijken maar blijft behoorlijk blind indien hij zijn ogen voor het verleden sluit. Zo kwam het dat ik weer eens een boek ter hand nam met oude 16e-eeuwse prenten om te genieten van de wereld van toen, de zienswijze en de verbeelding. Zo stuitte ik op een prachtige houtsnede van de relatief onbekende Jan Swart, maar… zag ik daar nou iets opmerkelijks, of sloeg de verbeelding op hol? Een overpeinzing.
Jan Swarts bijnaam is ook wel ‘van Groningen‘, maar of hij daar nu echt vandaan kwam is helemaal niet zeker. Zelfs zijn geboorte- en sterfjaar zijn niet bekend. Hij zou kort voor 1500 geboren zijn en mogelijk rond 1560 zijn overleden. De bekende biograaf Karel van Mander kon amper 40 jaar later, in 1604, slechts enkele alinea’s aan hem wijden. Hij meldt geen weet te hebben van schilderijen, maar wel enkele houtsneden te kennen, onder andere ‘eene Prediking van Christus in het Scheepje, met toeluisterend volk, en op den voorgrond een mannetje van achter te zien, met nog ander gezelschap, insgelijks fraai bewerkt‘.
Dat is precies de houtsnede waar het hier omgaat, als gezegd: een opvallend mooie prent. In de prent is ver in de achtergrond, wat links van het midden, een zaaier te zien met vogels op de aarde en vogels boven hem in de lucht. Die zaaier verwijst naar het (in de kunst zeldzame) onderwerp van de prent: de gelijkenis van de zaaier.
Mattheüs, Marcus en Lucas hebben deze parabel in hun Bijbelse verslagen genoteerd en vermelden ook dat Christus daarbij neder zat op een schip aan de kust en dat er een schare toehoorders op de oever stond. Dat klopt allemaal, al zit Christus hier niet maar staat Hij. Overigens zijn er ook maar zes van de twaalf discipelen in beeld gebracht. Eén van hen vroeg Jezus naar de betekenis van de gelijkenis (kort samengevat: veel zaad gaat bij het zaaien verloren, maar wat in goede aarde valt, brengt het honderdvoudige op) en deze krijgt als antwoord dat het zaad staat voor Zijn prediking van het Woord Gods en dat dit bij de ware gelovige in goede aarde valt.
Misschien is de vragende discipel degene die bijna liefdevol de mast omarmt. En dan … begint de verbeelding, want het is de mast die op het tweede gezicht ook een kruis vormt. De ra (het dwarshout van het kruis) aan die mast hangt nog niet in top, hetgeen zou kunnen aanduiden dat thans Jezus’ werken nog niet zijn volbracht, – zijn zaaitijd is nog niet voorbij. Velen moet nog het Woord gebracht worden.
Tegenover het gepolijste stuk hout van de mast staat het natuurlijke stuk hout. Ook letterlijk: aan de linkerkant van de prent. Met een beetje goede wil valt in deze boom, de gekruisigde Christus te herkennen. We zien onderaan de stam de twee benen, de tors met de navel, de borst (met zelfs de steekwond Hem tijdens de kruisiging toegebracht) en de rechterarm. Daarboven wordt alles weer boom. Aan het blad te zien: een eikenboom.
De ware Bijbelkenner zal dan misschien de profeet Jesaja in het hoofd schieten, een profeet uit het Oude Testament, die in de 8e eeuw voor Christus de afgoderij veroordeelde. In 6:13 zegt hij – troostend bijna – nadat God gans het ongelovige land met verwoesting verstrooid zal hebben: ‘‘Doch nog een tiende deel zal daarin zijn, en het zal wederkeren, en zijn om af te weiden; maar gelijk de eik, en gelijk de haageik, in dewelke na de afwerping der bladeren nog steunsel is, alzo zal het heilige zaad het steunsel daarvan zijn.’
Of Jan Swart zo’n Bijbelvorser was, en van al deze mogelijke parallellen wist, weten we niet. Het lijkt onwaarschijnlijk. Maar misschien brengt hij wel iets van het Oude Testament in beeld, namelijk de afgebroken stam, direct naast de ‘kruisboom’. Waar het Oude Testament ‘afgebroken’ is, vormt het Nieuwe Testament de nieuwe loot en de volbrenging. De ‘kruisboom’ lijkt hier ook ontsprongen aan de voet van de oude boom. Eigenlijk wordt aan de randen van deze prent op een subtiele manier een andere, gelijksoortige parabel van De Zaaier in beeld gebracht. Of is het verbeelding?
Rob Møhlmann, augustus 2010