De dood komt nooit op tijd, maar Hèlen greep hij wel erg vroeg bij haar lurven. Dat deed hij jaren geleden al een keer. Ze was toen nog maar 42. Maar Hèlen wist zich los te rukken en hem nog een tijdje van zich af te houden. Tot woensdagmiddag, 1 augustus.
Hèlen was een eersteklas website-ontwerpster. Met ondersteuning van haar wederhelft Mario, runde ze energiek een eigen studio sinds 1999. Ik kende haar een beetje. Later wat meer, want ze bouwde ook de website voor Museum Møhlmann. Nauwgezet was ze, flexibel en meedenkend. We hadden elkaar ook wel eens in levende lijve gezien, want haar broer en oom zijn schilder en ook voor hen ontwierp ze sites. Omdat we meer bleken te delen dan alleen die website gingen onze emails soms veel verder. En ook met onze telefoontjes doken we wel eens diepte in. Ik wist dan ook van haar toestand, haar gevecht.
Hèlen. Trots, stoer wijf, lief hartje. De Duizend Miniaturen heeft ze hier onlangs nog gezien. Wilde ze ook graag zien, want ze had 123 plaatjes zelf op de museumsite gezet. En een willetje… dat had ze wel. Ze kwam, tussen de chemo’s door, twee weken na de opening, samen met haar trouwe en toegewijde partner Mario. Afstand speelde geen rol. Mario zou ook rustig met haar naar de maan gefietst hebben als zij daarom gevraagd had.
In eerste instantie onherkenbaar. Afgevallen, hoofddoekje om. Uitpuffen op de bank. Toch telkens weer opstaan. Kijken. Zitten. Gezellig wat kletsen, traantje, lach, verder kijken. Ik raak alleen haar rug aan en voel daar een bekende, ietwat schonkige, dappere kracht. Ze put daaruit. Trap op zelfs. Lang gebleven. Moe. Bekaf feitelijk, maar wel genoten. Eigenlijk heeft ze een heel guitig toetje. Ook zonder dat lange sluike haar van weleer.
Tattoos als schild, haar lach als wapen.
Afscheid op de parkeerplaats. Geen kus. Geen knuf. Geen warmtewisseling. Weerstand is te zwak. Geen risico’s. We spreken gedrieën de wil uit elkaar weer te zien. Er klinkt teveel een bezwerende vanzelfsprekendheid in door. Ik hoor ons alle drie twijfelen, maar we willen niks van een ‘vaarwel’ weten. Niet nu. Niet hier.
Als ik een tijdje lang niks hoor, bel ik. Mario zegt dat ze moe is, maar dat het goed gaat. Ze leest buiten in de schaduw een boekje. Ik ben gerust. En op de een af andere manier etst dit beeld zich in mijn brein vast: een dun hoopje kleren, beentjes opgetrokken, licht gekromd boven een boekje. In de schaduw. In zichzelf. Las ze eigenlijk wel? Was ze er eigenlijk nog wel? Dat was een dikke week geleden.
Eergisteren gleed ze weg en gistermiddag floepte ze over het randje. Zomaar. Zonder wat te zeggen. Weg.
We zullen haar missen en dan zitten wij nog maar aan de buitenkant. Daarbinnen zitten vrienden, daar weer binnen familie, dan haar kinderen en middenin Mario. Hij moet die steen opvangen.
Dag lieve Hèlen, je was een mooie bloem die maar zelden het kopje liet hangen.
Rob M.