Het is al laat. Laat in de nacht, laat in het jaar. Het museum is leeg, de laatste werken zijn opgehaald, de muren zijn kaal. Hier en daar staat nog een schilderij verweesd tegen de muur. Op de grond liggen lege rolletjes tape, flarden bubbeltjesplastic, een verloren schaar, een vergeten plastic tas. De tafels staan wat slordig en de lege muren getuigen stilletjes van hun kleurrijke gasten middels de titelkaartjes die nog wat zijn blijven plakken.
Verdwenen is het geruststellende geroezemoes, het opspringende geluid van een gevallen klerenhanger bij de kapstok, het vrolijk gerinkel van kopjes, het goedmoedig geschuifel van voeten, de spinnende gang van een rollator, de piep in het draaimolentje van de kunstkaarten, de hartelijke lach die af en toe luid uit de koffiekamer opklonk. ’t Is allemaal door de buitendeur verdwenen: de kunst, de kunstenaars, de kunstliefhebbers, de kunstvrienden. Wat gebleven is, is de echo van mijn voetstappen door het museum op weg naar het voorhuis. En zo lijkt van buiten ‘De Muzeheerd’ zich op te maken voor een winterslaap, maar niets is minder waar. Ik zie ze wel zitten, die Muzen. Daarboven in het oeroude gebint. Geruisloos wieken ze door de ruimte. Het zijn net uilen; fantastische vleugels maar je hoort ze niet. Opeens zijn ze er gewoon.
“Hé daar!” klonk het vanavond bij het afsluiten van de deuren. “Ja jij, miezerig Muzeheerdertje! Wat lezen we daar nou onderaan je folder van de 23e ORT? Ben je 65 jaar geworden? Bij de haardos van Pallas, kereltje, je komt nog maar net kijken. Maar geen feestje, hè? Wat een armoe. Ja, ‘corona,’ dát zeggen ze allemaal. En ja, al 8 jaar geen penseel meer aangeraakt. Nou en? Luister, muizerig miezerheerdertje, dat wordt voor jou geen rustige winterstop, dat kunnen we je nou al beloven. Daar willen wij dan wel wat van zien. Je zorgt maar voor een feestje. Een leuk feestje om te beginnen. En ’t obligate overzicht mag, maar… ’t moet straks echt wel wat meer zijn; meer dan dat oer-Hollandsche ‘ietsje meer’ op een weegschaal in grammen…”
Het klonk vrij serieus. Ik zit nu in bang en bibber aan de wijn. Bij te komen. Maar ik hou u op de hoogte.