Nieuws

Op donderdag 2 juli 2015 is de grote tentoonstelling van Rein Pol van start gegaan in Het Koor van de eveneens grote Martinikerk van Groningen (nog t/m 28 augustus). Rob Møhlmann was gevraagd om deze expositie te openen. Dat deed hij voor een vrij volle kerk. Katheder en microfoon functioneerden prima, maar toch bleek dat de ene helft van de aanwezigen de voordracht ‘heel goed’ had gehoord, terwijl de andere helft helaas ‘helemaal niets’ had gehoord. Kennelijk was de plek in de kerk t.o.v. de luidsprekers nogal bepalend. Voor wie de toespraak gemist heeft, of toen niet kon horen: hieronder staat hij nog eens weergegeven. Samen met wat foto’s die Lisette Zwaga bij deze gelegenheid maakte en enkele van de genoemde werken van Rein Pol.

Rob Møhlmann over Rein Pol

Rob Møhlmann over Rein Pol

Openingswoord bij de expositie van Rein Pol in de Martinikerk te Groningen

Op donderdag 2 juli 2015 om 16.00 uur*

Huub Rademakers en Rob Møhlmann

Huub Rademakers en Rob Møhlmann

Dames en heren, kunstvrienden en vriendinnen, van harte welkom in de Martinikerk, de oudste kerk van de stad Groningen, waarin u, vanaf vandaag, de jongste kunst van de hand van Rein Pol kunt zien. Misschien is het goed om mijzelf even voor te stellen. Ik ben Rob Møhlmann, een collega van Rein Pol, die – uit nood geboren – behalve schilder ook schrijver is, verzamelaar, conservator, museumdirecteur, maar ook senior inkoper toilet- en horeca artikelen, bouwvakker, chef onderhoud, en nog veel meer. Het zijn allemaal uit nood geboren neventalenten, nodig om de schone kunsten te dienen en te bewaren, nodig om het particuliere en ongesubsidieerde Museum Møhlmann ‘boven wotter’ te houden. Dat museum bevindt zich in de enige andere, échte stad van de provincie: in Appingedam. Het is daar gevestigd in een monumentale kop-hals-romp-boerderij, aan het nog veel oudere Damsterdiep, dat deze beide steden verbindt. En ik raad u toch echt aan om die route eens af te leggen, want dit eigenzinnige museum heeft een aantal collecties dat er best mag zijn. U moet dat zelf maar eens komen bekijken, maar u vindt er de Gotiek, de Zeventiende Eeuw, Jan Mankes, zeer realistisch werk van ondergetekende, en – last maar zeker niet least: een flinke collectie hedendaagse realistische en figuratieve kunst. Die bestaat inmiddels uit bijna 500 werken. Vaak van gerenommeerde kunstenaars, en één daarvan is Rein Pol, die met 4 fraaie werken vertegenwoordigd is.

Kijkje in het Koor

Kijkje in het Koor

Realisme en figuratie dus, vooral daar liggen mijn passie en mijn missie. Zelf belijd ik het realisme in een felle vorm, maar die strikte beleving van de werkelijkheid geldt voor mij als schilder, niet als liefhebber. Als liefhebber reikt mijn belangstelling veel verder en daarin passen vele vormen van realistische en figuratieve kunst. Die kunst werd in de jaren 70, toen Rein Pol in het Noorden en ik – iets later – in het Westen aan het begin van onze carrières stonden, door de kunstbobo’s van toen doodverklaard. Omdat ik dat letterlijk en figuurlijk een kortzichtig en perspectiefloos standpunt vond, ben ik me sindsdien voor dat realisme gaan inzetten, voor ‘kunst die wat voorstelt’. Dat mondde in 1995 uit in de realisatie van een eigen tentoonstellingsruimte, toen nog in Noord-Holland. In 1998 vond daar de Eerste Onafhankelijke Realisten Tentoonstelling (de ORT) plaats. Ik wilde het publiek laten zien dat die doodverklaarde kunst nog springlevend was. Op deze historische 1e ORT was ook werk van Rein Pol te zien, en ik werd toen al meteen geraakt door zijn realisme in het schilderijtje Oma’s toilettasje. Een plastic etuitje, dat bedrukt onder een bejaard bloemetjesmotief, aandoenlijk én mooi van lelijkheid stond te wezen. Hier was sprake van een oog voor het onooglijke en dat sprak mij wel aan.

Oma's toilettasje, Rein Pol

Oma’s toilettasje

Zelfportret in badkamerspiegel - Rein Pol

Zelfportret in badkamerspiegel

Op de 2e ORT was Rein Pol weer van de partij. Met een vroeg ‘Zelfportret in de badkamerspiegel‘ uit 1976, én met een recente hername daarvan, toen dus 23 jaar later. Ondanks de verschillen tussen deze zelfportretten is in beide een licht getormenteerde oogopslag waarneembaar. Daarna en daartussen heeft Rein nog vele zelfportretten geschilderd en het viel me daarbij op, dat die gekwelde ondertoon vaker aanwezig is. Geloofsmatig gezien heeft Rein weinig te zoeken bij de Katholieken, maar ónder zijn zelfportretten meen ik toch het grondpatroon van een heilige te herkennen; van zo’n overtuigd gelovige die voor straf levend wordt verbrand, geworgd, gekruisigd, wie de darmen worden uitgetrokken of het vel van de botten wordt gestroopt. Bij mijn weten is niets van dat alles Rein ooit overkomen, maar misschien moeten wij dit metaforisch duiden. Of hij verbeeldt simpelweg het aloude adagium: kunst is lijden.

Dat werkje, dames en heren, werd aangeleverd in vreemde stukken karton en tape. Het was nog niet helemaal droog. Nu ja, dat kan gebeuren, maar daarná heeft Rein aan zeker nog 20 tentoonstellingen van Museum Møhlmann meegedaan en steevast waren die werken nog niet helemaal af, of erger: nog helemáál niet af. Ik kreeg dan lege lijsten met een fotokopietje erin – zie je er maar mee te redden – of deels afgeplakte schilderijen die pas na zonsondergang weer mochten worden los ‘geteept’ . Zelfs kwam het met regelmaat voor dat – doordeweeks, als het museum gesloten is – het werk werd opgehaald om er thuis nog wat aan te doen. Zo kon het gebeuren dat het publiek de ene week nog een kale eik in een landschap zag staan en de andere week plots een bloeiende rododendron. Maar het kan nog erger. Kopers, die melden dat het schilderij wat dof werd en dat het tijd was voor een slotvernis, kregen na een enige tijd weliswaar hetzelfde schilderij terug, maar nu stond er bijvoorbeeld plotseling een cactus in het stilleven waar eerst nog een gemberpot te zien was. Mijn advies: documenteer uw handel grondig voor u het deze schilder weer toevertrouwt. Het kan trouwens nog erger. Collega Helmantel die ook wel eens met zo’n vernisverzoek werd benaderd, zag in zijn atelier dat een deel van het schilderij hem niet beviel. Er zat maar één ding op: de zaag erin. En zoals u weet: als Henk slechts 10 centimeter van een paneel zaagt, gaan er toch gauw één of twee maandsalarissen in rook op.

Rob Møhlmann, Tom Hageman en Xandra Donders voor de Pollegorie

Rob Møhlmann, Tom Hageman en Xandra Donders voor de Pollegorie

Rein kent natuurlijk ook zijn klassieken. En ik verdenk hem ervan, dat hij zich met zijn klassieke collega’s wil meten. Met zijn zelfportretten is hij in elk geval al hard op weg om collega Rembrandt in aantal voorbij te streven (en die maakte er toch zeker 80). Ook het zeer grote werk dat hier wordt tentoongesteld: de Pollegorie, is geënt op de kunstgeschiedenis. Het is een drieluik zoals men die vroeger veel in kerken aantrof. En waar daar, bijvoorbeeld, ‘het leven en lijden van Christus werd uitgebeeld, daar vindt men hier die Werdegang eines Polles. Eveneens analoog aan de vroege veelluiken uit de Middeleeuwen is het gegeven dat het belangrijkste personage het grootst is weergegeven. In de Pollegorie is dat op afstand Rein zelf. Hij zit in het midden, op een verhoging achter de ezel; en verschijnt nog eens, meer dan levensgroot, als een echte rockster, op een gigantisch videoscherm daarachter. Daar zien we gelukkig ook nog de oude Kraaijpoel terug, schilder en belangrijk pleitbezorger van de Noordelijke Figuratie. Natuurlijk verwijst dit werk ook naar de 19e eeuwse Vader van het Realisme, naar Gustave Courbet, die in 1855 een grote allegorie schilderde met zichzelf als middelpunt. Een vergelijking tussen de beide werken voert nu te ver, maar we kunnen wel vaststellen dat beide schilders – allegorisch of niet – het praktisch vonden om een naaktmodel onder handbereik te houden.

Rechterdeel van de Pollegorie

Rechterdeel van de Pollegorie

Het bestuur vroeg me dit kort te houden dames en heren, we keren dus snel voor een laatste keer terug naar de Pollegorie. In de achtergrond van dat werk zien we een flinke fik. Nu is ‘vuur’ een bijzonder thema, dat men wel vaker bij Rein Pol aantreft: een brandende viool, een brandende trommel, een zelfportret met brandend haar (en ja, daar ga je toch al gauw getormenteerd van kijken), maar hier, op de Pollegorie, vinden we ook een brandende Blauwe Engel, alweer een herhaaldelijk terugkerend onderwerp van Rein Pol. Overigens wijst zo’n brandje vaak op het einde van dat onderwerp binnen zijn oeuvre. Zo houdt Rein vol vuur en vlam zijn eigen ‘subject-crematorium’ aan de praat en stookt hij ze tot de laatste draad op. Hoe dan ook: die brandende Blauwe Engel brengt ons bij de titel van deze expositie: Blauwe Engelen in het Koor. Al zien we bij Rein ook wel ‘Rode Blauwe Engelen‘. Voor wie het spoor nu bijster raakt: de Blauwe Engel was de bijnaam voor de dieselelektrische trein die hier, halverwege de jaren 50, in het Noorden rondreed en dat zo’n 35 jaar uithield. Al vroeg kreeg de trein de bijnaam ‘Blauwe Engel‘. Die hemelse kleur verdween echter in de jaren 60 toen van overheidswege dieselmateriaal een rode kleur diende te voeren. Treinliefhebbers spraken toen respectvol van ‘de Rode Blauwe Engel‘. In de jaren 70 volgde nog een gele versie, maar de term ‘Gele Rode Blauwe Engel‘ haalde het niet, het werd kortweg: ‘DE2‘.

Memory, Rein Pol

Memory

De Blauwe Engel. We vinden hem met regelmaat terug in het werk van Rein. Soms rijdt hij over besneeuwde bergpassen, soms zoeft hij zelfs gewichtloos door de lucht. Dan droomt de schilder zijn jeugd terug, want die trein reed langs het volkstuintje van zijn grootvader, dichtbij het spoor bij het Noorderstation, hier nog geen kilometer vandaan. Daar, op dat pollige veldje van prei en postelein, begon de reis van Pol; daar dacht hij zich aan boord van de Blauwe Engel, de trein met een heus gezicht voorop en een strakke, gele snor. Rein Pol heeft de trein ook wel eens een alter ego genoemd en heeft hem samen met zichzelf als dubbelportret geschilderd. Ja, al eerder liet hij zelfs, zodra dat kon, een snor staan. Minder strak en geel, maar wel tot heden gebleven. Ik bedoel; hoe ver kan de liefde gaan? Heel ver. Zij heeft haar tot hier gebracht. Zijn Engel is hier, binnengelopen op de perrons van Station Sint Maarten. Echter, hoe imposant ook: ook de Martini is slechts een tussenstation. Maar hier tanken we vanmiddag wat bij, hier laven we ons aan de kunst, en vanuit hier vervolgen we straks ieder onze eigen tocht.

Ik wens u een mooie overstap en een behouden thuiskomst.

Rob Møhlmann, 2 juli 2015

*Aanvankelijk was dit openingswoord in lengte ruim een kwart langer, maar het werd, op verzoek van het Bestuur van de Martinikerk, daags voor de opening ingekort.

Museum Møhlmann

Museum Møhlmann



Pin It on Pinterest