Je leest wel eens van een jubilaris. Vaak maakt dat met al die te ver doorhangende slingers en afgezakte hoedjes een toch wat minder blije dan beoogde indruk, zeker indien daar nog als kroon op al dat geluk een wankele tuinset of rokerig terrasoventje aan wordt toegevoegd. Toch: aan jubilea ontkomt niets of niemand; het zijn nu eenmaal de ronde jaren die daarin dictatief zijn. Ook de ORT jubileerde dit weekend en werd 15 jaar. In menselijke termen: een pokdalige puber, maar voor een jaarlijkse ‘kunstgebeurtenis’ toch al redelijk respectabel. Tijdens de opening had ik daar dan ook zeker enige aandacht aan willen schenken, ware het niet dat ik mij tevens door een zekere droefheid omkleed wist, welke – met deze opening – ook al weer 3 jaar werd. Een eventuele oprisping daarvan zou de vreugde mogelijk smartelijk kunnen laten doorhangen of afzakken en dus moesten we ons maar vooral aan de kunst, de drank, het leven en elkaar laven. Zo ook, begon de middag, maar om ongeveer 14.00 uur werd dat allemaal anders, misschien wel historisch anders…
Omstreeks die tijd werd ik in mijn kantoortje opgesloten en verplicht om tien minuten later toch kort het publiek toe te spreken, om daarna meteen de microfoon aan collega Adriana van Zoest door te geven. Wat nu, te drommel? Er gonsde een gerucht van een feestlied – Mijn Heer! – , ik bad dat er geen slingers aan te pas kwamen. Of hoedjes. Of een Terrasrokerij. Mijn bede werd verhoord. In plaats daarvan ontstak Adriana een loftrompet waarin ze ook Laura toezong en bij het laatste akkoord overhandigde ze mij een klein schatkistje. Welnu, meer had ook niet gehoeven, maar wat kon er in godsnaam in dit opgepimpte vingerhoeddoosje zitten? Het bleek een sleuteltje te zijn. Opeens kwamen er twee lakeien van links met een klassiek vormgegeven schatkist van respectabel formaat. Aha, schoot er door me heen, een groeischat, met daarin natuurlijk een nog grotere sleutel.
Maar na opening bleek de realiteit veel verrassender dan welke speculatie ook: het bleek een heuse kunstschat van 88 fonkelende kunstwerkjes van formaat. Met liefde gemaakt, uit liefde bijeengebracht en gegeven. Zo’n warme gift, dat ging de jubilaris niet in de koude kleren zitten. ‘s Avonds, weer enigszins bijgekomen, is hij op de grond in het kantoortje gaan zitten. Links een asbak, rechts een fles wijn, en in het midden de kist. Het was nu schatgraven geblazen en zie: het ene kleinood na het andere werd glunderend gedolven. Links liep ondertussen de asbak over, rechts rolde de een na de andere wijnfles zijns weegs en in het midden zat een glunderende Golem in zijn tl-verlichtte grot. Toen hij ‘MyPrecious‘ begon te lispelen was het al ver na enen en wist hij zich ternauwernood ter bedde te slepen. En het zou kunnen dat hij, op alle fronten beneveld, in zijn slaap nog zachtjes heeft geschmiegeld: ‘It is mine.. it is all mine… my preciouzzzzz…‘
De volgende ochtend wist ik het: dit cadeau was te mooi om voor mijzelf te houden, dit moest gedeeld worden. En zo is daar dan het voornemen om alles eerst deugdelijk te laten inlijsten en om dan, in de toekomst, een kleine ruimte aan of in het museum toe te voegen als Chambre d’Amis, bekleed met de parels uit deze schitterende schatkist. Opdat deze Arce Amicora (vriendenkist?) blijvend kan getuigen van zijn schoonheid en hartverwarmende inhoud.
En u ziet het: zet 88 politici bij elkaar en het lekt aan alle kanten, maar zet 88 kunstenaars bij elkaar en er komt geen druppel uit. Ik wist absoluut helemaal van niets, terwijl er al maanden aan en mee gewerkt werd. Hulde dus. Hulde aan de kunst en zijn prachtige beoefenaars, want zij zijn het die ons één van kostbaarste schatten schenken, één die werkelijk enige zin en betekenis aan ons bestaan kan geven.