Vrijdagavond 27 oktober werd in Hoorn de tentoonstelling Meta Realisten geopend door de kunstenaar Jean Thomassen. Het indrukwekkende begrip meta-realisme legde hij het pover klassiek geschoolde publiek uit door het woord ‘meta’ te verklaren. Dat is Grieks voor ‘naast’. Meta-realisten houden zich dus niet met de banale werkelijkheid bezig, zoals de realisten. Voor juist deze categorie bleek Jean evenwel een nog banalere definitie te hanteren: “realisten zijn schilders die een stilleven samenstellen, daar een foto van maken en dat dan zeer nauwkeurig naschilderen”.
Hoe kan een meta-realist die zich opwerpt als woordvoerder nu en plein public in alle ernst zulke zottigheden verkondigen? Of kan Jean het niet helpen dat hij er zo ‘naast’ zit? Komt dit door zijn recente bekering tot meta-realistisch? Want toen hem in vroegere tijden magisch-realistisch beter uitkwam, was hij dat. En tot voor kort was hij, volgens eigen zeggen, nog overtuigd absurdistisch-realistisch. In een boek over hem zelf (1995) noteerde Drs. Johanna Jacobs, conservator van Museum het Markiezenhof daarover:
“In Van Dale wordt absurd verklaard als: ongerijmd, dwaas, zot, onverstandig, onnozel, strijdig met de rede; al deze verklaringen zijn in meer of mindere mate in het werk van Thomassen aanwezig.”
Ik zou aan deze puntige omschrijving willen toevoegen: niet alleen in zijn werk.